33475 |
venster onder een dakwelving |
dakvenster:
dāk˲venstǝr (K361a Boekt Heikant)
|
Bedoeld wordt een vertikaal venster of luik onder een welving van het dak in het dak. Het dient om de zolder te belichten en (vooral) te beluchten, minder om er iets door te steken. De vorm is vaak een halve cirkel (zie het lemma "half-cirkelvormig raam", 4.2.15). De benamingen zijn soms gelijk aan die van het dakvenster (zie dat lemma) of andere vensters in het dak. Zie ook het lemma "gat in eeen klein dakschild" (4.2.10). [N 4A, 45d]
I-6
|
34155 |
verdrogen |
afnemen:
āfnēmǝ (K361a Boekt Heikant)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
34171 |
verkeerd liggen |
in een wrong liggen:
in een wrong liggen (K361a Boekt Heikant)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
34165 |
verlopen |
verschieten:
(de koe is) ˲fǝrsxōtǝ (K361a Boekt Heikant)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
34233 |
verse koe |
verse koe:
vǫrsǝ koj (K361a Boekt Heikant)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
plank:
plaŋk (K361a Boekt Heikant)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
33364 |
verstelbare voerluiken |
planken:
plaŋkǝ (K361a Boekt Heikant)
|
Verstelbare luiken, die de voergang afscheiden van de voerbak en de koeienstand, komen vooral in het noorden van Nederlands-Limburg voor. Door de luiken wordt het voer vanuit de voergang in de voerbak gedaan. Waar deze onbekend zijn, zijn vaak benamingen voor een ruif voor koeien vermeld. Deze zijn verzameld in het lemma "ruif voor de koeien" (2.2.19). [N 5 A, 37d; monogr.]
I-6
|
34235 |
verstopte speen |
wrang:
vraŋ (K361a Boekt Heikant)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
stijl:
stē̜ ̞l (K361a Boekt Heikant)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
34071 |
vetkoe |
vetbeest:
vɛtbist (K361a Boekt Heikant)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|